Scrollmania

SCROLLMANIA

English:
Scrollmania opens with Online Mayhem, a musical portrayal of the restlessness of endless scrolling. From the very first bar, the main motif twists through the piece, constantly reappearing in new shapes. The music is erratic, intense, and always in motion. High, screaming clusters rush by, sounding like meaningless noise from an overstimulated digital world. Occasionally, as in m. 18, time seems to freeze. But the sensation of being stuck never lasts long. The stream continues relentlessly.

In m. 60, snippets of social-media seep into the band through the musicians' phones. These sounds form a thin yet inescapable layer of noise over the orchestral texture. The fast tempo reflects the urgency with which we seek out constant stimuli. Eventually scrolling leads to disorientation, as meters collide and a waltz crashes into a march.

Between clownish episodes and turbulent passages of screaming energy, a world emerges that never comes to rest.

From m. 137, the perspective shifts to the user whose phone battery is dying. The bass drum becomes a heartbeat that grows increasingly restless. The musicians again reach for their phones, scan a QR code, and add new layers of sound. Through soundscapes, sine-wave generators, and Google Music Lab, an unusual sonic world takes shape, as if reality itself begins to warp.

In the brass, pulsing eighth notes sound like rising panic. Multiphonics depict the uneasy chaos inside the user's mind. In m. 167, a cautious preview of the theme from part three appears: a sliver of hope, a glimmer of calm.

But unfortunately, the hope is short-lived. From m. 171 onward, we plunge into the desperate mind of someone searching for a charger that cannot be found.. Fragments of the opening motif return, but now under mounting pressure and anxiety. By m. 194, a hint of anger surfaces, and by m.198 almost nothing remains but the heartbeat. It's a moment of total exhaustion: The user stands still, lost, on the verge of giving up.

Again, musicians produce sine tones that slowly sync with the clarinets, as though the inner noise is trying, briefly, to align itself. Time slows down, resistance fades. But in the end, the addiction wins: from m. 235, the restlessness comes roaring back. The multiphonics return as if the brain itself is squealing under the pressure.

By m. 248, the madness is complete. Everything unravels. Nothing helps.

In m. 270, the user collapses onto the bed: complete surrender. Exhaustion. In the low woodwinds, remnants of the chaos still resonate, and the tuba hums like a lingering afterthought. Then two saxophone chords break into the room like rays of sunlight- glimmer of brightness.

In m. 281, a faint ringtone sounds once more inside the user's head. Then the path to part three opens: a new, hopeful theme, still tinged with the last traces of unrest. Gradually, the light grows stronger. Outside, the sun is shining. The user looks out the window and realizes how beautiful the world truly is.

In m. 297, he tries to go online one more time, almost out of habit, but in m. 301 we hear that he chooses to go outside. He feels the wind. He walks through the park. He wants to dance, though he doesn't quite dare yet. He sees real people sitting on a bench and actually says hello. A small victory.

By m. 340 he is sitting on that bench. People walking by. Children playing. Birds. The wind in the trees. And the realization sinks in: How could he have survived without this for so long?

Being offline turns out to be unexpectedly beautiful.

Nederlands:
Scrollmania opent met Online Mayhem, een muzikale verbeelding van de rusteloosheid van eindeloos scrollen. Vanaf de eerste maat slingert het hoofd¬motief door het stuk, telkens in nieuwe gedaanten. De muziek is grillig, intens en voortdurend in beweging. Hoge schreeuwende clusters vliegen voorbij, klinkend als betekenisloos rumoer uit een overprikkelde digitale wereld. Af en toe lijkt de tijd even vast te lopen, zoals in maat achttien, maar het moment van vastzitten duurt nooit lang. De stroom gaat onverminderd door.

In maat zestig sijpelen via de telefoons van de musici fragmenten van social-media-geluiden het orkest binnen. Deze digitale ruis vormt een flinterdunne, maar onontkoombare laag over het orkestgeluid. Het snelle tempo voedt het gevoel van haast en onmiddellijke prikkelhonger, terwijl in maat 104 verschillende maatsoorten door elkaar lopen. Een wals botst tegen een mars: scrollgedrag als desoriëntatie.

Tussen clowneske episodes en woelige passages vol schreeuwende energie klinkt een wereld die nooit tot stilstand komt.

Vanaf maat 137 verschuift het perspectief naar de gebruiker zelf, wiens telefoonbatterij leeg is. De basdrum wordt een hartslag die steeds onrustiger klopt. De orkestleden grijpen opnieuw naar hun telefoons, scannen een QR-code en voegen nieuwe klanklagen toe. Via soundscapes, sinusgeneratoren en Google Music Lab ontstaat een ongebruikelijke sonische wereld, alsof de werkelijkheid langzaam vervormt.

In het koper klinken pulserende achtsten als opdringende paniek. De multiphonics rond maat 157 verbeelden de ongemakkelijke chaos in het hoofd van de gebruiker. In maat 167 duikt voorzichtig een voorproefje op van het thema van deel drie: een flinter van hoop, een glimp van rust.

Maar helaas de hoop is van korte duur. vanaf maat 171 belanden we volledig in het wanhopig hoofd die zoekt naar een oplader die nergens te vinden is. Flarden van het hoofdthema uit het begin keren terug, maar nu onder druk van toenemende onrust. Rond maat 194 steekt lichte woede de kop op, waarna in maat 198 bijna alleen de hartslag overblijft. Een moment van totale vermoeidheid: de gebruiker staat stil, verloren, op het punt van opgeven.

Opnieuw produceren musici sinus¬tonen die langzaam the syncen met de klarinetten, alsof het innerlijke rumoer zich even tot één lijn probeert te dwingen. De tijd vertraagt, de weerstand zakt weg. Maar de verslaving wint het uiteindelijk: vanaf 235 keert de onrust met volle kracht terug. De multiphonics keren terug alsof het brein zelf piept onder de druk.

Bij maat 248 is de gekte compleet. Alles wordt overhoop gehaald. Niets helpt.

Rond maat 270 stort de gebruiker neer op bed: volledige overgave. Uitputting. In de lage houtblazers gonst nog na wat restgeluid van de chaos, de bas¬tuba bromt als een nabrandende gedachte. Tot in maat 278 twee akkoorden in de saxofoons als zonnestralen de kamer binnenvallen. Een glimp van licht, een eerste ademteug.

In maat 281 klinkt nog één keer een vage ringtone in zijn hoofd. Dan opent zich het pad naar deel drie: een nieuw, hoopvol thema, nog steeds doorspekt met de laatste restjes onrust. Langzaam wordt het licht sterker. Buiten schijnt de zon. De gebruiker kijkt naar buiten en realiseert zich hoe mooi de wereld eigenlijk is.

In maat 297 probeert hij nog even online te gaan, bijna uit gewoonte, maar vanaf 301 kiest hij ervoor naar buiten te gaan. Hij voelt de wind. Hij loopt door het park. Hij wil dansen, al durft hij nog net niet. Hij ziet echte mensen op een bankje, zegt daadwerkelijk hallo. Een kleine overwinning.

Vanaf maat 340 (terugkijkend vanuit deel 3) zit hij op dat bankje. Wandelende mensen. Spelende kinderen. Vogels. De wind in de bomen. En het besef dringt binnen: hoe kon hij dit zo lang missen?

Offline zijn blijkt onverwacht prachtig.

Deutsch:

Scrollmania beginnt mit Online Mayhem, einer musikalischen Darstellung der Unruhe des endlosen Scrollens. Vom allerersten Takt an windet sich das Hauptmotiv durch das Stück und erscheint ständig in neuen Gestalten. Die Musik ist sprunghaft, intensiv und immer in Bewegung. Hohe, schrille Cluster rasen vorbei und klingen wie bedeutungsloser Lärm aus einer überreizten digitalen Welt. Gelegentlich, wie in T. 18, scheint die Zeit stillzustehen. Doch das Gefühl des Feststeckens hält nie lange an. Der Strom fließt unaufhaltsam weiter.
In T. 60 dringen Fragmente von Social Media durch die Handys der Musiker ins Ensemble ein. Diese Klänge bilden eine dünne, aber unausweichliche Geräuschschicht über der orchestralen Textur. Das schnelle Tempo spiegelt die Dringlichkeit wider, mit der wir ständig neue Reize suchen. Schließlich führt das Scrollen zur Desorientierung, während Taktarten kollidieren und ein Walzer in einen Marsch wechselt.
Zwischen clownesken Episoden und turbulenten Passagen schreiender Energie entsteht eine Welt, die niemals zur Ruhe kommt.
Ab T. 137 verschiebt sich die Perspektive zu dem Nutzer, dessen Handy-Akku zur Neige geht. Die große Trommel wird zu einem Herzschlag, der immer unruhiger wird. Die Musiker greifen erneut zu ihren Handys, scannen einen QR-Code und fügen neue Klänge hinzu. Durch Klanglandschaften, Sinusgeneratoren und Google Music Lab entsteht eine ungewöhnliche Klangwelt, als würde sich die Realität selbst zu verformen beginnen.
Im Blech klingen pulsierende Achtel wie aufsteigende Panik. Multiphonics stellen das unruhige Chaos im Inneren des Nutzers dar. In T. 167 erscheint eine vorsichtige Vorahnung des Themas aus Teil drei: ein Funken Hoffnung, ein Schimmer von Ruhe.
Doch leider ist die Hoffnung nur von kurzer Dauer. Ab T. 171 stürzen wir in den verzweifelten Geist eines Menschen, der ein Ladegerät sucht, das nicht zu finden ist. Fragmente des Anfangsmotivs kehren zurück, nun aber unter zunehmendem Druck und wachsender Angst. In T. 194 taucht ein Anflug von Wut auf, und in T. 198 bleibt fast nichts mehr übrig außer dem Herzschlag. Ein Moment völliger Erschöpfung: Der Nutzer steht still, verloren und kurz davor aufzugeben.
Wieder erzeugen die Musiker Sinustöne, die sich langsam mit den Klarinetten synchronisieren, als würde sich der innere Lärm für einen Augenblick auszurichten versuchen. Die Zeit verlangsamt sich, der Widerstand schwindet. Doch am Ende gewinnt die Sucht: Ab T. 235 kehrt die Unruhe mit voller Wucht zurück. Die Multiphonics kommen wieder, als würde das Gehirn selbst unter dem Druck aufschreien.
In T. 248 ist der Wahnsinn vollkommen. Alles zerfällt. Nichts hilft.
In T. 270 sinkt der Nutzer aufs Bett völlige Kapitulation. Erschöpfung. In den tiefen Holzbläsern hallen Reste des Chaos nach, und die Tuba brummt wie ein nachklingender Gedanke. Dann brechen zwei Saxofonakkorde in den Raum wie Sonnstrahlen ein Funken Helligkeit.
In T. 281 ertönt erneut ein schwacher Klingelton im Inneren des Nutzers. Dann öffnet sich der Weg zu Teil drei: ein neues, hoffnungsvolles Thema, noch immer leicht von Unruhe gefärbt. Allmählich wird das Licht stärker. Draußen scheint die Sonne. Der Nutzer blickt aus dem Fenster und erkennt, wie schön die Welt wirklich ist.
In T. 297 versucht er, fast aus Gewohnheit, noch einmal online zu gehen, doch in T. 301 hören wir, dass er sich entscheidet hinauszugehen. Er spürt den Wind. Er geht durch den Park. Er möchte tanzen, traut sich aber noch nicht ganz. Er sieht echte Menschen auf einer Bank sitzen und sagt tatsächlich Hallo. Ein kleiner Sieg.
Bei T. 340 sitzt er selbst auf dieser Bank. Menschen gehen vorbei. Kinder spielen. Vögel. Der Wind in den Bäumen. Und die Erkenntnis erwacht: Wie konnte er so lange ohne all das leben?
Offline zu sein erweist sich als unerwartet schön.

Français:
Scrollmania s'ouvre avec Online Mayhem, une évocation musicale de l'agitation provoquée par le défilement incessant. Dès la toute première mesure, le motif principal se faufile à travers la pièce et réapparaît constamment sous de nouvelles formes. La musique est irrégulière, intense et toujours en mouvement. Des clusters aigus et stridents surgissent, semblables au bruit insignifiant d'un monde numérique surstimulé. Parfois, comme à la mesure 18, le temps semble se figer. Mais la sensation d'être « bloqué » ne dure jamais longtemps. Le flux reprend inexorablement.
À la mesure 60, des fragments issus des réseaux sociaux pénètrent dans l'ensemble par les téléphones des musiciens. Ces sons forment une couche de bruit fine mais inévitable, qui recouvre la texture orchestrale. Le tempo rapide reflète l'urgence avec laquelle nous recherchons constamment de nouveaux stimuli. Finalement, le défilement mène à la désorientation, les mesures se heurtent et une valse s'écrase sur une marche.
Entre des épisodes clownesques et des passages turbulents d'énergie criante, se déploie un monde qui ne trouve jamais le repos.
À partir de la mesure 137, la perspective se déplace vers l'utilisateur dont la batterie du téléphone est presque vide. La grosse caisse devient un battement de cur de plus en plus inquiet. Les musiciens saisissent à nouveau leurs téléphones, scannent un QR-code et ajoutent de nouvelles couches sonores. Grâce à des paysages sonores, des générateurs de sinusoïdes et le Google Music Lab, un univers sonore inédit se forme, comme si la réalité elle-même commençait à se déformer.
Dans les cuivres, les croches pulsantes évoquent une panique croissante. Les multiphoniques représentent le chaos intérieur et instable de l'utilisateur. À la mesure 167, une ébauche prudente du thème de la troisième partie apparaît : une lueur d'espoir, un éclat de calme.
Mais malheureusement, l'espoir est de courte durée. À partir de la mesure 171, nous plongeons dans l'esprit désespéré d'une personne qui cherche un chargeur introuvable. Des fragments du motif initial reviennent, mais sous une pression et une angoisse toujours plus fortes. À la mesure 194, une pointe de colère surgit, et à la mesure 198, il ne reste presque plus rien si ce n'est le battement du cur. Un moment d'épuisement total : l'utilisateur reste immobile, perdu, au bord de l'abandon.
Une fois encore, les musiciens produisent des sons sinusoïdaux qui se synchronisent lentement avec les clarinettes, comme si le vacarme intérieur tentait, un instant, de s'aligner. Le temps ralentit, la résistance s'estompe. Mais finalement, l'addiction l'emporte : à partir de la mesure 235, l'agitation revient en rugissant. Les multiphoniques réapparaissent comme si le cerveau lui-même criait sous la pression.
À la mesure 248, la folie est totale. Tout se défait. Rien n'y fait.
À la mesure 270, l'utilisateur s'effondre sur son lit une capitulation complète. L'épuisement. Dans les bois graves résonnent encore des vestiges du chaos, et le tuba bourdonne comme une idée persistante. Puis deux accords de saxophone traversent la pièce tels des rayons de soleil un éclat de lumière.
À la mesure 281, une faible « sonnerie » résonne à nouveau dans la tête de l'utilisateur. Puis s'ouvre le chemin vers la troisième partie : un thème nouveau et porteur d'espoir, encore légèrement teinté d'agitation. Peu à peu, la lumière s'intensifie. Dehors, le soleil brille. L'utilisateur regarde par la fenêtre et réalise à quel point le monde est beau.
À la mesure 297, il tente une dernière fois de se connecter, presque par habitude, mais à la mesure 301, on comprend qu'il choisit finalement de sortir. Il sent le vent. Il marche dans le parc. Il veut danser, même s'il n'ose pas encore vraiment. Il voit de vraies personnes assises sur un banc et leur dit réellement « bonjour ». Une petite victoire.
À la mesure 340, il est lui-même assis sur ce banc. Des passants. Des enfants qui jouent. Des oiseaux. Le vent dans les arbres. Et la prise de conscience s'impose : comment a-t-il pu vivre si longtemps sans tout cela ?
Être hors ligne s'avère étonnamment magnifique.